Gregoriaans

Het Gregoriaans is me van ouds vertrouwd. Het werd in het dorp waar ik geboren ben wekelijks gezongen en met name tijdens de processies heb ik er dierbare herinneringen aan. Mijn opa – bierbrouwer te Meijel en dus ‘den brauower’ geheten, waardoor ik via mijn vader ‘Sjaak van Pol van den braouwer’ genoemd werd – was liefst 60 jaar lid van het plaatselijke kerkkoor. Ik zie hem nog op zondag naar boven klimmen langs de smalle trap van het koor van de noodkerk, waar hij zoals zijn bidprentje zegt, “de Heer loofde, zestig jaar lang”. Na afloop had hij de dure plicht de cafes die zijn bier schonken met een bezoek te vereren en dat deed hij meer dan zestig jaar lang.

Naast misdienaar was ik ook zanger, al zag ik dat als een bijbaan. Toen ik later het seminarie Werhoutsburg bezocht was het gregoriaans bijna dagelijkse kost en pas toen kreeg het echt betekenis voor mij. Vooral de mystieke sfeer die van de vespers uitgaat, raakte me diep en is me altijd bijgebleven. Op een cd van de monniken van het eiland Wright klinkt die sfeer van weleer. Ze zingen niet het gregoriaans dat de toets van de hedendaagse kritiek kan doorstaan, maar ik hoor aan hun zang hoe de vespers in mijn jeugd klonken.

Zoals ik Johan Cruyf ooit heb horen beweren dat hij meer van het trainen hield dan van de wedstrijden, zo gold en geldt dat voor mij ook voor het zingen. Repetities zijn me vanaf de Wernhoutsburgse tijd dierbaar. Ze hebben een soort rustgevende, bijna therapeutische werking. In lezingen heb wel eens verteld dat de hedendaagse psychologie ook directe aanwijzingen heeft voor dit gegeven, die ook fysiologisch meetbaar zijn. Tegelijkertijd moet ik uit beproefde ervaring vaststellen dat wie gestresst aan een repetitie begint de stress inderdaad snel kwijt is, maar dat die na de repetitie even snel terugkeert. Wellicht daarom wordt er in de hemel continu gezongen.

Vanaf mijn studententijd tot ongeveer mijn veertigste jaar speelde het gregoriaans geen rol, tenzij als een verre echo op de achtergrond. Toen ik rond 1980 op de rommelmarkt in Hatert een Liber Usualis tegenkwam werd dat voor 1 gulden mijn dierbare bezit. Ik zong voor mezelf en kocht platen en bandjes. Na enig tijd heb ik met Jope de Hart de stap gezet naar het Dukenburgs mannenkoor. Een feest van herkenning, waarin ik vooral getroffen werd door de gregoriaanse cyclus die de jaargetijden en het kerkelijk jaar verbindt.

Vanaf de oprichting in 1988 zing ik in de Schola Cantorum Karolus Magnus. Deze schola, sinds jaren onder leiding van Stan Hollaardt, streeft ernaar het gregoriaans uit te voeren volgens de semiologische inzichten van Dom Eugene Cardine. De geschiedenis van het gregoriaans is intrigerend en zelfs spannend te noemen,. Het gaat om de oudste genoteerde West-Europese muziek. Niet de toonhoogte maar de ritmiek werd aanvankelijk genoteerd. De melodie werd mondeling overgeleverd. Toen Guido van Arezzo de norenbalk uitvond en er zo in slaagde de toonhoogte te noteren ontstond geleidelijk het kwadraatnotenbeeld dat de gregoriaanse zangers zo vertrouwd is.

Powered by WordPress with a theme based on Borja Fernandez' Pool theme. Design by Twan Goosen.
Entries and comments feeds. Valid XHTML and CSS. ^Top^