Curriculum Vitae

  1. Personalia
  2. Opleiding
  3. Functies en ervaring

1. PERSONALIA

Naam en voornamen: Janssen, Jacobus, Antonius, Petrus, Jozef.
Geboortedatum: 17 maart 1944.
Burgerlijke staat: gehuwd (1969), 3 kinderen, 1 pleegkind, 6 kleinkinderen.

2. OPLEIDING

  • Gymnasium alpha, mei 1964 seminarie Werhoutsburg: DIAPRESENTATIE:
    • Deel 01
  • Ca. 1.5 jaar filosofie, seminarie Lazaristen Eefde.
  • September 1966: aanvang studie westerse sociologie.
  • Studentassistent: 1969-1972.
  • 3 Maart 1972: afgestudeerd ‘cum laude’ westerse sociologie met als specialisatie methoden en technieken van onderzoek.
  • Scriptie: Onderzoek Geestelijke Gezondheidszorg Oostelijke Mijnstreek, Limburg. De scriptie is niet opgenomen in de literatuurlijst.
  • Didactische aantekening (art. 217, lid 2, Academisch Statuut).

3. FUNCTIES/ERVARING

Maart 1972 tot december 1973: militaire dienst: als reserve-officier (laatste rang: eerste luitenant KLU), mede­werker luchtmachtstaf en wetenschappelijk onderzoeker Dienst Opperofficier Personeel Koninklijke Luchtmacht en het Ministerie van Defensie (Bureau Sociaal Wetenschappelijk Onderzoek, afdeling bedrijfspsychologie). In deze laatste functie zijn een vijftal omvangrijke onderzoeksrapporten geproduceerd met betrekking tot het leef- en werkklimaat onder korporaals, het functioneren van het basisoverleg­orgaan (een soort ondernemingsraad), de effectiviteit van opleidingen en informatie­bulletins in de krijgsmacht (landmacht, luchtmacht en marine) en de carrière van luchtmachtgeneraals. Deze rapporten zijn niet vermeld in de literatuurlijst.

Januari 1974 tot januari 1977: medewerker ZWO, vakgroep Cultuur- en Godsdienstpsychologie. Voor dit project zijn diverse tussentijdse onderzoeksverslagen vervaardigd. Het rapport Schaalconstructies was de basis voor de aanvrage van een poolplaats (niet vermeld in de literatuurlijst). De poolplaats werd toegekend, waarna het promotie-onderzoek in samenwerking met P. Voestermans is voortgezet en afgerond.

Promotie: 19 december 1978; promotores: prof. dr. O. Schreuder en prof. dr. A. Felling.

Sinds januari 1977 in dienst van de Katholieke Universiteit Nijmegen, vanaf medio 1977 op een plaats die uitzicht gaf op een aanstelling als seniormedewerker. Na de promotie (december 1978) seniormedewerker vakgroep Cultuur- en Godsdienstpsychologie. Sinds 1986 universitair docent, sinds 1988 universitair hoofddocent. In eerste instantie lag het accent op de cultuurpsychologie, sinds 1985 primair op de godsdienstpsychologie. In Nijmegen worden beide specialisaties overigens in nauwe samenhang beoefend.

De werkzaamheden bestonden primair uit het formuleren en begeleiden van diverse promotieprojecten, het schrijven van artikelen, het houden van voordrachten en het geven van onderwijs (op alle niveau’s).

Sinds 1 juli 2000 hoogleraar cultuur- en godsdienstpsychologie RUNijmegen.

Sinds augustus 2004 onderwijsdirecteur Psychologie en Kunstmatige Intelligentie.

Onderzoek

van hedendaagse jongeren (studenten en middelbare scholieren). De dissertatie, een boek over rechtsextreme opvattingen onder jongeren en diverse artikelen vormen het resultaat. Daarna lag enkele jaren het accent op politiek en levensbeschouwing bij middelbare scholieren. Het resulteerde in een dissertatie (J. de Hart) en een grote reeks artikelen. Het onderzoek werd voortgezet als postdoc-onderzoek en ook dat heeft diverse publicaties opgeleverd en een omvangrijk databestand.

Op dit moment wordt een promotieonderzoek voltooid (uitvoerder M. Prins) waarin gegevens aangaande de politieke en levensbeschouwelijke opvattingen van Nijmeegse (1974 en 1994), Nederlandse (1994) en Vlaamse studenten (Leuven 1994) met elkaar vergeleken worden. Dit onderzoek heeft voorlopig geresulteerd in drie publicaties (twee internationaal, één Nederlands-Vlaams). Het onderzoek zal op korte termijn uitmonden in een dissertatie.

Vanuit de interesse voor studentenculturen ontstond geleidelijk meer aandacht voor de totale leefcultuur van jongeren: in een recent boek (1994) zijn de resultaten van onderzoek en studie samengebracht. In dit boek worden historische, antropologische en sociologische inzichten inzake jeugdcultuur bruikbaar gemaakt voor een cultuurpsychologische benadering. Het boek is zeer positief ontvangen. In de studiejaren 1996-2000 heeft het gefungeerd als basis voor de eerstejaarscursus inleiding cultuurpsychologie. Inmiddels wordt deze cursus omgevormd als internetcursus voor het ‘Virtual Classroom’ project van de faculteit sociale wetenschappen

Van meet af aan was er belangstelling voor het thema religie (zie de eerste publicaties na de promotie in 1979), vooral de religie van de Nederlandse jeugd (diverse publicaties). De laatste jaren zijn er met name publicaties over het fenomeen ‘bidden’ van jongeren en hun godsbeeld. Inmiddels is een nieuwe publicatie over het bidden van jongeren gereedgekomen. De belangstelling voor het fenomeen bidden is inmiddels internationaal. Het blijkt een belangrijke vorm van religiositeit, zeker in een individualiserende samenleving. De artikelen over bidden hebben veel belangstelling ondervonden en worden veel geciteerd. Ze zijn ook methodisch van belang omdat ze een toepassing laten zien van de methode Textable. De artikelen over bidden en godsbeelden worden uitvoerig geciteerd in de jongste uitgave van het bekende godsdienstpsychologie handboek van Hood, Spilka, Hunsberger en Gorsuch. Aan het bidden-artikel is een BOX gewijd.

Daarnaast is er interesse in nieuwentijdse religie en hedendaagse magische praktijken (onderwijs, publicaties). Het onderwijs (cursus ‘Religie en magie’) trekt veel studenten vanuit diverse afstudeerrichtingen en faculteiten. In 1992 werd een oio-project verworven aangaande New Age opvattingen en praktijken (uitvoerder C. Baerveldt). Het project is sinds 1992 qua opzet aanzienlijk gewijzigd en resulteerde in een aanzet voor een nieuwe cultuurpsychologie (promotie 1998).

Historisch onderzoek stond van meet af aan in de belangstelling. Dat bleek al in de dissertatie, die een omvangrijk historisch hoofdstuk bevat, maar ook in artikelen aangaande de geschiedenis van de psychologie. Daarnaast is in publicaties en onderwijs veel aandacht besteed aan de Franse socioloog Émile Durkheim. In 1996 ging een aio-project van start (uitvoerder T. Verheggen) waarin onderzocht wordt of het cultuurbegrip van klassieke sociologen en psychologen (met name Durkheim en Wundt) opnieuw bruikbaar gemaakt kan worden voor de hedendaagse cultuur- en godsdienstpsychologie. Bij een bezoek aan het archief van Wundts laboratorium in Leipzig zijn enkele interessante ontdekkingen gedaan. Verheggen heeft stage gelopen bij prof. dr. Stjepan Meštrovic (A&M universiteit Texas), één van de Durkheim-kenners van het moment. Zijn scriptie werd beloond met de universitaire studieprijs (1997). Het project kende aanvankelijk een zeer voorspoedig verloop en het heeft ook interessante publicaties opgeleverd, maar de dissertatie stagneert.

De samenwerking van onze sectie met Sociale Psychologie resulteerde mei 1997 in een project naar de betekenis van de zogenaamde Terror Management Theory van Greenberg, Pyszczynski en Solomon (TMT, uitvoerder M. Dechesne). In de traditie van de TMT worden experimentele artikelen afgewisseld met theoretische, fundamentele en ook filosofische beschouwingen. Dechesne heeft enkele maanden gestudeerd en gewerkt bij Jef Greenberg (University of Colorado). Tom Pyszczynski heeft tweemaal onze sectie bezocht.

Het project kende een zeer succesvol verloop. Diverse artikelen zijn gepubliceerd. Promotie 18 juni 2001, ‘cum laude’.

Van oudsher is er veel belangstelling voor methoden en technieken (afstudeerspecialisatie). Centraal staat de communicatie tussen kwalitatieve en kwantitatieve benaderingen. Dit blijkt met name in de ontwikkeling van een gecomputeriseerde methode voor inhoudsanalyse (Textable geheten). Een eerste versie kwam gereed in 1988 voor main frame computer (in samenwerking met H. Bego), een tweede in 1992 voor personal computer (in samenwerking met V. Welten).

Met name voor onderzoek naar religieuze opvattingen en praktijken van hedendaagse mensen lijkt inhoudsanalyse onontbeerlijk. De traditionele vragenlijstmethode is te rigide en te ongevoelig om culturele veranderingen, persoonlijke beleving en emotionele betekenissen te achterhalen. De verwachting is dat Textable naast diverse publicaties een belangrijke inspiratie voor nieuw onderzoek zal opleveren. In enkele artikelen en bovendien in een tweetal dissertaties (E. Ten Berge, UVA, Amsterdam en D. Debats, RUG, Groningen) is Textable in de oude versie al met succes toegepast. Inmiddels heeft SPSS een vergelijkbaar programma op de markt gebracht. Er wordt gezocht naar samenwerkingsmogelijkheden.

Er wordt geparticipeerd in het onderzoek ‘Sociaal-culturele ontwikkelingen in Nederland 2000’ (vragen over religieuze attitudes, gebed en mystieke ervaring). Met prof. Scheepers wordt bovendien samengewerkt in het kader van het facultaire INSOCO-beleid. Een eerste gezamenlijke publicatie is reeds geaccepteerd.

Samenvattend: vier aio/oio-onderzoeken zijn de afgelopen jaren verworven en begeleid: 1- Universitaire culturen, 2- New Age praktijken (Prolegomena voor een cultuurpsychologie), 3- Terror Management, 4- Herbronning cultuurconcept. Naast de begeleiding van deze onderzoeksprojecten stond de ontwikkeling van de methode Textable centraal. Er worden nieuwe onderzoekslijnen uitgezet via de INSOCO-samenwerking, het SOCON-onderzoek en onderzoek naar de psychologie van het gebed.

Internationale contacten

Gastcolleges aan de KU Leuven en de Wolfgang Goethe Universiteit te Frankfurt am Main. Voordrachten op uitnodiging bij congressen in Leuven, Toulouse en Trente (beide laatste in 1997). Oktober 1998 heb ik een voordracht op uitnodiging gegeven bij een internationaal congres Godsdienstsociologie, RU Leiden over de Terror Management Theory. In januari 1999 volgde een voordracht op uitnodiging over ‘religieus fundamentalisme’ bij een internationaal NOSTER-congres.

Door de jaren werd deelgenomen aan diverse nationale en internationale congressen inzake politieke psychologie, godsdienstsociologie (CESNUR, Société Internationale de Sociologie des Religions) en godsdienstpsychologie (de symposia van European Psychologists of Religion en bijeenkomsten van de Gesellschaft für Religionspsychologie und Religionswissenschaft; recentelijk deelname aan 1st International Congress on religion and mental health, Theran). Op uitnodiging deelname in maart 1993 gedurende een week aan een internationaal overleg te Ascona (gesubsidieerd door het Centro Stefano Franscini). Het doel van dit overleg was een publicatie van Europese deskundigen over jeugdcultuur en religie in Europa. De gegevens die in het kader van de eerdergenoemde projecten verzameld zijn, zijn daarbij ingebracht. De studie is inmiddels verschenen in het Frans onder redacteurschap van prof. R. Campiche (Lausanne) en zal in het Engels verschijnen onder redacteurschap van prof. R. Campiche en prof. G. Davie (Liverpool).

Sinds vele jaren is er samenwerking met prof. D. Hutsebaut (KU Leuven) via gastcolleges en onderzoek (gezamenlijke publicatie over het thema universitaire culturen in 1997). Onder anderen met Hutsebaut is er samenwerking rond het opzetten van een Europese postdoc-opleiding godsdienstpsychologie (zie einde paragraaf).

Samenwerking sinds 1994 met prof. S. Meštrovic (A&M universiteit Texas). Hij is begeleider en beoogd promotor bij het promotieonderzoek van Verheggen. Meštrovic was te gast op onze sectie en verzorgde een seminar en enkele voordrachten (KUN en Genootschap van Cultuur- en Godsdienstpsychologen).

Sinds 1997 is er contact met de ontwerpers van de Terror Management Theory (TMT). Begin 2000 verbleef Pyszczynski drie maanden op onze sectie op basis van een toegekend NWO subsidie. Hij heeft deelgenomen aan het onderwijs- en onderzoeksprogramma van de sectie.

Begin 1999 heeft prof. dr. R. Baumeister twee dagen de sectie Cultuur- en Godsdienstpsychologie bezocht. Hij is bekend vanwege zijn baanbrekende sociaal-psychologische publicaties over het zelf, betekenisverlening en een zeer recente studie over het kwaad. Het bezoek heeft veel belangstelling getrokken, op de afdeling maar ook universitair.

Met de professoren Docter (Warschau), Hoelinger (Wenen), Tomasi (Trente) en Lambert (Parijs) is sinds september 1997 overleg over een internationale, vergelijkende studie naar het verschijnsel New Age. Een stagiaire (A. Knecht) ontwikkelde een vragenlijst voor dat project.

Met prof. J. Fulton (Twickenham) is er sinds juni 1997 contact over een internationaal vergelijkend onderzoek naar ‘jonge katholieken’. Het onderzoek vertrekt vanuit moderniseringstheorieën. Het vindt plaats in Engeland, Ierland, Polen en Italië. Het onderzoek stagneert.

Op onderwijsgebied is door de Europese Commissie een subsidie toegekend om in het kader van het Erasmus/Socrates-programma de mogelijkheden te onderzoeken voor een internationale postdoc-opleiding godsdienstpsychologie. Het initiatief is genomen door de professoren Day en Jaspar van Louvain-la Neuve. Daarnaast zijn vertegenwoordigers van Amsterdam, Leuven, Wenen, Lund en Nijmegen in het overleg betrokken. Inmiddels is het programma door de diverse universiteiten erkend en bestaat de mogelijkheid voor studenten een master-diploma in de godsdienstpsychologie te behalen aan de genoemde universiteiten. Het studieprogramma vertoont grote gelijkenis met het geplande master-programma Psychologie Nijmegen.

Bestuurlijke en adviserende functies

Deelname aan diverse manuscriptcommissies, meermaals als voorzitter. Lid subfaculteitsraad, lid facultaire onderwijscommissie, lid facultaire onderzoekscommissie. Lid vakgroepbestuur (diverse malen). Vice-voorzitter sectiebestuur. Lid NWO werkgemeenschapscommissie en beoordelingscommissies.Voorzitter wetenschapscommissie Rutten Instituut. Per 1 september 2001 voorgedragen als voorzitter Raad van Advies van het Rutten Instituut.

Van 1982-1990 redactielid Jeugd en Samenleving. Van 1987-1995 lid redactie Tijdschrift voor Jeugdonderzoek. Lid redactiecommissie Katholiek Studiecentrum voor Geestelijke Volksgezondheid (sinds 1992). Lid wetenschappelijke begeleidings-commissie KASKI (sinds 1992). Lid advisory board reeks ‘Innen und Außen’, Kok Pharos, Kampen. Redactielid ‘Publicaties van het KASKI’. Sinds april 1998 lid van de werkgroep ‘veranderende verhoudingen tussen mannen en vrouwen in kerk en samenleving’, werkgroep Katholieke Raad voor Kerk en Samenleving.

Vanaf 1974 participatie in diverse groepen en organisaties voortspruitend uit het bijzondere karakter van de Nijmeegse universiteit (KDC, KSC, Thomas More Academie, Studentenkerk, Han Fortmann Centrum, Radboudstichting, Soeterbeeckprogramma).

Maatschappelijke functies

Bestuurslid (secretaris dagelijks bestuur) Stichting Jeugd Welzijns Informatie (1983-1991), initiatiefnemer van de jaarlijks verschijnende Jongereninformatiegids.

Lid Studentenwelzijnscommissie KUN en diverse daaraan verbonden subcommissies (ongeveer 1980-1990).

Voorzitter commissie studentenbladen Tegenspraak en ANS. Voorzitter redactieraad KUNieuws (1990-1995).

Lid Programma Advies Raad KRO (1992).

Bestuurslid Stuurgroep Gregoriaans Nijmegen en omstreken (1988-1992).

Voorzitter Schola cantorum ‘Karolus Magnus’ (vanaf 1989).

Voorzitter van het Genootschap van Cultuur- en Godsdienstpsychologen (1995-2000).

Relevante nevenactiviteiten en interesses

Theoretische en praktische belangstelling voor het Gregoriaans.

Belangstelling voor literatuur (vooral Franse klassieken, met name Paul Valéry).

Vertaling Dantes Divina Commedia.

De belangstelling voor het Gregoriaans als voor de Divina Commedia zijn vruchtbaar gebleken voor het wetenschappelijk werk. Een van de recente publicaties is op Dante geïnspireerd. Het artikel over het Gregoriaans is in het Duits en het Nederlands verschenen. Een Engelse versie is inmiddels voor publicatie geaccepteerd.

Powered by WordPress with a theme based on Borja Fernandez' Pool theme. Design by Twan Goosen.
Entries and comments feeds. Valid XHTML and CSS. ^Top^