Psychologie
Zoals ik in de biografie al verteld heb, koos ik uitdrukkelijk voor de sociologie. Ik heb die studie met plezier, snel en met succes voltooid. Na mijn afstuderen heb ik altijd enkel onder psychologen verkeerd. In mijn militaire diensttijd werkte ik met name op de psychologische dienst van de Luchtmacht in Den Haag. Al tijdens mijn studie had ik diverse vakken Sociale Psychologie gevolgd. Mijn hoofdvak was methoden en technieken van onderzoek. Het survey stond daarin centraal en dus het individu. De ontwikkeling van typisch sociologische methoden kwam moeilijk op gang en nog steeds zijn veel sociologische conclusies op het onderzoek van individuen gebaseerd. Daar kan men vraagtekens bij zetten. Bijvoorbeeld kent de enquête een democratische bias: de mening van alle respondenten krijgt hetzelfde gewicht, terwijl een sociologische analyse snel leert dat niet alle meningen even zwaar wegen. Status, afkomst, opleiding enzovoort eisen hun tol. Daarnaast is er nog klassieke probleem van de fallacy of the wrong level. Individuele gegevens leiden niet per definitie tot sociologische conclusies.ik bevond me dus op het grijze gebied tussen sociologie en psychologie. Een recent onderzoek van Jan Pieter van Oudenhoven, hoogleraar sociale psychologie in Groningen, biedt een mooie illustratie. Hij onderzocht via een vragenlijst de deugden van de Nederlanders en kwam tot de conclusies dat deugden een nationaal karakter hebben en dat religie er weinig toe doet (NCR Handelsblad 27 mei 2008). Dat is een interessante conclusie, maar zou ook getrokken kunnen zijn door Nijmeegse sociologen. Het vragenlijstonderzoek verbindt sociologische en psychologische vragen, al kan ik me niet aan de indruk onttrekken dat ze eerder door elkaar gehaald worden in survey-onderzoek dan dat ze ten opzichte van elkaar verhelderd worden. Wat de rol van individuele processen is en wat de rol is van sociale structuren wordt in dergelijk onderzoek zelden duidelijk.
Hoe het zij, de keuze voor de cultuurpschologie die ik in 1974 maakte, lag voor de hand en mijn methodische opleiding kwam me goed van pas bij het onderzoek dat ik er door de jaren heen gedaan heb. Aanvankelijk stond het survey centraal, in onderzoek onder studenten, jongeren en later in het onderzoek naar religie. Daarbij legde ik echter steeds meer de nadruk op de analyse van antwoorden op open vragen. De gesloten vraag levert mijns inziens te veel socio-logische antwoorden op die weinig zeggen over iemands werkelijke concerns. Bijvoorbeeld: als ik mensen vraag of gezondheid belangrijk is, antwoorden ze allemaal instemmend (dat is logisch, bio-logisch), maar ik jongeren vraag wat ze belangrijk vinden (open vraag) zullen zeer weinig ‘gezondheid’ noemen. Dat is voor hen geen issue, geen concern. We moeten minstens vaststellen dat de antwoorden op gelijkluidende open en gesloten vragen ongelijksoortige antwoorden opleveren. Ik heb me steeds meer geconcentreerd op de analyse van de open vraag. Die lijkt me psychologisch interessanter. In dat kader heb ik, samen met Harry Bego, een gecomputeriseerde inhoudsanalyse ontwikkeld, Textable geheten. Zo wordt het mogelijk grote tekstbestanden te analyseren. In het onderwijs heeft de cursus Textable jarenlang op de agenda gestaan, in de laatste jaren verzorg door Maerten Prins (studiegids psychologie).
Ik heb Textable vooral toepast bij het bestuderen van ‘bidden’ en het analyseren van de zogenaamde Cantrilschaal. Het bidden onderzoek heeft geresulteerd in diverse publicaties. Het heeft geleid tot een beter inzicht in de psychologische structuur en de culturele invulling van het gebed. Het gaat om een tripartite handeling of speech act (aanleiding, actie/methode, effect) in een drie dimensionele context (tijd, plaats en richting). Afhankelijk van opvoeding, omgeving en omgeving krijgt deze structuur concrete inhoud. Het gemiddelde gebed gaat dan als volgt: bij problemen (dood, lijden), vragen mensen, voornamelijk ’s avonds, in bed, aan iets of iemand (meestal God genoemd) om rust en acceptatie. Terwijl de inhoud van het gebed zeer verschillend kan zijn, is de structuur algemeen psychologisch. Met andere woorden bijna iedereen bidt, maar op zijn of haar wijze. Terwijl veel religieuze activiteiten (kerkbezoek) afnemen, blijft het bidden constant. Het lijkt psychologisch goed verankerd in de menselijke natuur.
Over de Cantrilschaal bestaan geen publicaties maar de bevindingen waren interessant en illustratief voor de kwestie waar het om gaat. De Cantril schaal vraagt mensen in zelf geformuleerde antwoorden weer te geven hoe de samenleving en hun eigen toekomst er over 5 jaar uitzien als ze die zich zo positief mogelijk voorstellen, en hoe als ze zich die zo negatief mogelijk voorstellen. Vervolgens wordt op een 10 punts ladder aangegeven hoe de samenleving en de eigen toekomst zich ontwikkelen. Alleen de laatste, kwantitatieve resultaten worden meestal gebruikt, de open antwoorden (samenleving positief, samenleving negatief, ik positief, ik negatief) worden niet geanalyseerd. Dat heb ik nu precies wel gedaan en dan blijkt het volgende. De teksten voor samenleving-positief en ik-positief verschillend niet alleen inhoudelijk maar vooral ook qua opbouw. De samenleving-positief teksten bevatten erg veel ontkenningen (geen, niet) en … (meer, minder). In de ik-positief teksten komen die nauwelijks voor. De reden is simpel: de samenleving is een negatief veld en pas in het tegendeel ervan wordt die positief. Een typisch positief samenlevingsbeeld is dus: geen werkloosheid, of in een afgezwakte variant: minder werkloosheid. Het ik is positief geladen en het wordt in positieve termen weergeven. Als het over werk gaat wordt gesproken van een ‘leuke baan’. Het lijkt waarschijnlijk dat dit een typisch westerse manier van denken is. Uit onderzoek blijkt ook dat bijvoorbeeld Japanners een bescheidener zelfbeeld hebben en eerder negatieve eigenschappen noemen, hetgeen in de antwoorden op de Cantrilschaal zou moeten leiden tot meer ontkenningen en ….
Maar er wordt nog iets duidelijk. Over de samenleving kan men in kwantitatieve termen denken, over het ik alleen kwalitatief (en dan bijna altijd positief). Wanneer de analyse van de ladder scores oplevert dat het volgens de mensen met de samenleving geleidelijk slechter gaat en met het ik steeds beter, mogen de twee grafieken eigenlijk niet vergeleken worden. De samenlevings-grafiek (licht dalende lijn) is begrijpelijk. De ik-grafiek (sterk stijgend lijn) is eigenlijk geen lijn maar een sprong naar de toekomst. Het gaat niet geleidelijk beter, het gaat goed. Uit eerder onderzoek herinner ik me dat jongeren denken dat de werkloosheid toeneemt maar dat zij zelf een baan zullen krijgen. Dat lijkt een onmogelijke, onlogische combinatie en hypocriet bovendien. Maar het is ingewikkelder. Over de samenleving denken wij kwantitatief, analoog, over het ik kwalitatief digitaal. Je kunt voor jezelf dus slechts kiezen tussen wél en baan of geen baan. Er is weinig nuance mogelijk.
In de laatste jaren heeft de experimentele benadering binnen de psychologie bijna het alleenrecht verworven. Beschrijvende en kwalitatieve studies krijgen weinig waardering. Nu is de kracht van de experimentele benadering, mits goed toegepast, onovertroffen. De psychologie wil primair algemene uitspraken doen de mens betreffend. Beschrijving en kwalitatieve analyse staan dergelijke conclusies niet toe. Laat ik een voorbeeld geven uit de godsdienstpsychologie. Meestal wordt gebruikt gemaakt van beschrijvende, survey-achtige benaderingen. Het accent ligt op de analyse van verschillen: tussen mannen en vrouwen, tussen religies en ga maar door. Nu doet zich het gegeven voor dat een grote groep mensen, in Nederland bijna een meerderheid, zegt geen religie te hebben. Wie deze mensen vergelijkt met mensen die tot kerken behoren vindt ongetwijfeld verschillen, vooral als het gaat om typisch religieuze kwesties. Het lijkt erop dat we nu weten wat religie is. Ik betwijfel dat. Mijn ervaring is dat verschillen tussen religies en tussen gelovigen en ongelovigen verdwijnen bij experimenteel-psychologische studies. Met name hebben wij onderzoek gedaan naar de zogenaamde Terror Management Theory (publicaties). De theorie onderzoekt of mensen inderdaad religie gebruiken om de vage, existentiële angst voor de dood waar alle mensen mee behept zouden zijn, te neutraliseren. Het lijkt zo te zijn, maar of hiermee iets gezegd is over religie moet men betwijfelen. Niet alleen een religie geeft mensen selfesteem en een zinvolle plek in een zinvolle wereld, dat doet elke levensbeschouwing, het atheïsme incluis. De experimentele psychologie kan wel religieuze verschijnselen bestuderen maar haar conclusies zullen altijd gesteld zijn in algemeen menselijke termen. Zo levert de TMT studie kennis op over het ‘geloof’ en leerde Freud iets over ‘illusies’. In een recent onderzoekje leerde ik iets over ‘ervaring’ (zie …). Maar dat zijn algemeen menselijk termen die niemand uitsluiten. De psychologie kan niet anders. Stel je voor dat een taalpsycholoog zou beginnen met de mededeling dat de helft van de mensen geen taal spreekt! Dat kan nooit een psychologie opleveren. Evenmin kan de godsdienstpsychologie iemand uitsluiten. Het befaamde onderzoek van Festinger in een religieuze beweging (When prophecy fails) illustreert eens te meer wat ik bedoel. Festinger participeerde in de jaren 1950 met studenten in een religieuze beweging die het einde der tijden zag naderen en in afwachting was van vliegende schotels die de uitverkorenen tijdig zou wegvoeren. De schotels kwamen niet en vanaf dat moment ging de tot dan toe gesloten beweging de straat op en predikte haar boodschap. Nu de werkelijkheid weerbarstig bleek, construeerde men een sociale werkelijkheid. Festinger ontleende aan dit onderzoek zijn cognitieve dissonantie theorie. Hij deed het idee op door religie te bestuderen, maar zijn conclusies gelden voor alle mensen. Het lijkt me geen toeval dat de studie van religie zoveel interessante psychologische conclusies opgeleverd heeft en de wijwatervrees van de hedendaagse psychologie – er is weinig belangstelling voor religie al neemt die toe – laat interessante onderzoeksterreinen braak liggen. In religies worden emoties vaak breed uitgemeten, worden kwesties scherp gesteld. Het gaat er over leven en dood. De religieuze mens leeft in een hoge druk pan. En dat maakt hem interessant voor psychologische studie. Ik heb me wel eens afgevraagd of Festinger zijn theorie wel had kunnen ontwikkelen als hij het wachten op de bus bestudeerd had. Ook al kan het soms uiterst irritant zijn wanneer de bus niet komt, de consequenties zijn beperkt. Er loopt geen bloed door, het gaat niet om leven of dood.
Met andere woorden, de studie van religieuze verschijnselen is belangrijk en veelbelovend. Maar zij zal niet leren wat religie eigenlijk is. De Godsdienstpsychologie gaat niet over God, daar over heeft zij niets te melden. Zij gaat over mensen die geloven, al dan niet in God. Dat inzicht had William James al verwoord in zijn befaamde definitie van de religie. … De definitie is volstrekt pragmatisch: iedereen mag zelf uitmaken wat the divine is, het doet er voor de psychologische analyse niet toe. Mijn conclusie: in de psychologie van de liefde wordt de naam van de geliefde niet genoemd, die mag iedereen zelf invullen. De psychologie van de religie laat dus elke religie onverlet. Dat het misverstand kon ontstaan dat de godsdienstpsychologie leert wat religie is – en het misverstand is naar mijn mening wijdverbreid – lijkt niet in de laatste plaats het gevolg van de term zelf. Beter zou men kunnen spreken van existentie-psychologie. Ik prefereer de algemene term CULTUURPSYCHOLOGIE, een term die voor het eerst door Han Fortmann in 1959 werd gebruikt (inaugurele rede Wat is er met de mens gebeurd?) en die pas de laatste jaren internationaal rondgaat als cultural psychology. Ik ga er daarbij vanuit dat levensvraagstukken behoren tot de kern van de culturele problematiek.
Er wordt op dit moment hard gewerkt aan opzetten en bemensen van de nieuwe onderzoekslijn culture and cognition. Tijdens mijn afscheid, 27 maart 2009, zullen we de nieuwe benadering presenteren. Ik zal er niet op de voorgrond aan deelnemen, maar zal de ontwikkelingen met grote interesse blijven volgen. In een notitie (zie..) heb ik geprobeerd de lijnen van verleden en toekomst te verbinden. Mijn opvolgers zullen daar op hun manier verder vorm aan geven.
Powered by WordPress with a theme based on Borja Fernandez' Pool theme. Design by Twan Goosen.
Entries and comments feeds.
Valid XHTML and CSS. ^Top^